Vogelwetens(w)aardigheden (10)

Als lid van de Vogelbescherming komen veel vogelnieuwtjes tot mij. Af en toe noteer ik iets “opmerkelijks” om dat “ooit” te delen. NU is weer zo’n deelmoment

De

laat een waarschuwend geluid horen; in deze tijd van veel nestelende vogels valt er wel eens een vogel uit het nest. Zij vragen om dit soort vogels NIET meteen naar een vogelopvang te brengen, maar de natuur zijn gang te laten gaan (wel poezen binnenhouden)
Meestal zitten de ouders van zo’n vogeljong in de buurt en blijven ze het voeren ook kunnen ze zich soms al fladderend in veiligheid brengen. Een uilenjong kan bv. met zijn sterke klauwen en snavel weer langs de stam omhoog klauteren.

Nu we het over broeden en nesten hebben, weidevogels “bouwen” vaak geen nest, maar “verstoppen” hun eieren tussen het gras, als ze even niet broeden, vouwen ze er wat grassprietjes overheen; hun gespikkelde eieren zijn dan amper te zien.

Ook zijn er vogels die zelf geen nest bouwen maar een oud nest gebruiken; een torenvalk laat vaak zijn grote, bijna allesziende ogen, vallen op een oud kraaiennest.

De vogeleieren die wij, mensen, het meeste eten zijn kippeneieren.

Een Nederlander schijnt 210 eieren per jaar te eten ( Bron Ned.Vakbond Pluimveehouders)

Nog iets dat ik bij deze Pluimveebond las: Hoe ouder de kip hoe groter het ei.


Een havik broedt in deze tijd ongeveer 38 tot 42 dagen (hangt van aantal eieren af, worden met tussenposes van1 á 2 dagen gelegd) Als de jongen ongeveer 38 dagen oud zijn hebben ze hun complete verenkleed en kort daarna vliegen ze uit; ze hippen wat van tak tot tak en maken korte vluchtjes.

Ze worden dan “takkelingen” genoemd en krijgen dan nog zo’n 3 tot 4 weken voedsel van de ouders, daarna moeten ze op eigen benen staan( op eigen vleugels vliegen)

Met een havik in politieke termen wordt een politicus bedoeld die bekend staat om zijn of haar harde en onverzoenlijke beleid of standpunten.

Het tegenovergestelde van onverzoenlijk is,  vredelievend.


In vogeltermen kom je  dan uit bij de duif. Een witte duif met een olijftak in de bek is hét symbool van vrede en verzoening.

De oorsprong van de vredesduif komt voort uit een Bijbelverhaal; het verhaal van de zondvloed, Noach en de ark.
Noach liet, al varend met de ark, een duif los, toen deze terugkwam met een olijftakje in haar bek, zag Noach dat als een teken dat God niet langer boos was op de mensheid (verzoening)
[ Het was oók een teken dat er “ergens” een boom groeide en ze niet ver van land waren!]

Nog een duivenweetje: Duiven zijn de enige vogels die kunnen drinken zonder hun kop op te tillen; ze houden hun snavel in het water en zuigen het omhoog.
Een postduif, in België ook wel reisduif geheten is  een gedomesticeerde afstammeling van de rotsduif.
Door kunstmatige selectie, zijn er duiven gefokt die, na een “leerperiode” bij de eigenaar naar elders worden vervoerd en losgelaten, en dan (op nog niet volledig begrepen wijze) de weg naar hun oorspronkelijke eigenaar terugvinden.



Paarden toen en nu

Zo’n 55 tot 60 miljoen jaar geleden leefden de oudste voorouders van het huidige paard op de vlaktes van Noord Amerika dat “paard” was toen niet veel groter dan de huidige vos!

5000 jr v. Chr begonnen Mongoolse boogschutters op pony’s (klein paardenras) te rijden.

4.000 jr geleden dienden paarden als voedsel én werden ze voor de ploeg gespannen. Pas in de 7e eeuw na Chr, toen het halster zoals we dat nú kennen, ontwikkeld werd, kreeg een boer écht profijt van het paard.
Tot 1950 waren paarden dé hulp op de velden, daarna nam de tractor het over.

Ook heel vroeger werd het paard voor boodschappen gebruikt, een soort estafette koeriersdienst; een ruiter te paard bracht een boodschap een eind verder, waar een volgende ruiter de boodschap overnam en weer een etappe reed, waarna de volgende..

…tot de boodschap op de plaats van bestemming was.

Paarden trokken en trekken (gouden) koetsen en karren. Ze werden en worden gebruikt voor sport,  onder andere dressuur, springen, mennen




De wetenschappelijke naam voor paard” Equus Caballus” werd in 1758 gepubliceerd door de Zweedse botanicus Carl Linnaeus (1707-1778)
Vertaling: een gedomesticeerd hoefdier.


Een werkpaard

Het gebruik van een paard  om te vechten gaat ver terug in de geschiedenis. Reeds de Oude Egyptenaren, Assyriërs en Meden  kenden militaire ruiterij.

De Cavalerie is de naam voor de eenheid waarbij de soldaat zich te paard voortbewegen.
Het legeronderdeel cavalerie bestaat heden ten dage  nog wel, maar de paarden zijn vervangen door tanks, pantservoertuigen en ander gemotoriseerd materieel.

Tegenwoordig wordt er in het leger nagenoeg geen gebruik meer gemaakt van paarden om mensen of materieel te verplaatsen, wél voor ceremoniële doeleinden

Er zijn zo’n 350 paardenrassen.
Paarden worden gemiddeld zo’n 20 tot 25 jaar oud (een pony meestal iets ouder)
Paarden hebben, net als mensen ca. 205 botten in hun paardenlijf (maar géén sleutelbeen)
Paarden zijn kudde- en prooidieren (de wolf en de bergleeuw vielen wilde paarden aan)

De combinatie van kudde- en prooidier maakt paarden gevoelig voor non-verbale signalen*)
Zowel bij kinderen als bij volwassenen wordt bij therapie soms een paard ingezet: paardentherapie.



Een paard helpt in het proces van bewustwording, maakt het “makkelijker” omdat er niet bij gepraat hoeft te worden



Paardentherapie kan goed zijn voor mensen die moeilijk bij hun gevoel kunnen komen; kinderen vinden paardentherapie vaak prettiger dan gesprekstherapie. **)


Bijna ieder kind, ook al wonen ze in een (grote) stad kent minstens één paard; het paard van Sinterklaas is. Een wit paard omdat in vroeger tijden alleen hooggeplaatsten zoals vorsten een wit paard konden bezitten! Vandaar dat de Sint (een hooggeplaatste geestelijke) op een wit paard rijdt.


Ondanks hun verschil in grootte kunnen kleine kinderen en paarden een hele goede combinatie vormen

*) 90% van de info die mensen uitwisselen is non-verbaal ( dát percentage is discutabel omdat beweerd wordt dat dit getal slechts voor inconsistente communicatie geldt)

**) Als een paard gaapt, betekent dat vaak dat er spanning wordt losgelaten; bij therapie met kinderen is het dan ook vaak zo, dat een kind zich bij een gapend paard ontspant.

Vogels en voer

Sommige mensen zeggen dat je vogels niet het hele jaar moet voeren, alleen in de winter.
Ik volg voor dat soort dingen de mening van de Vogelbescherming (een organisatie die zich inzet voor in het wild levende vogels en hun leefgebied) :het hele jaar door vogels voeren!
Vogels kunnen zich niet overeten, als ze genoeg hebben stoppen ze.

Het argument dat je door te voeren, vogels zo “lui” maakt dat ze hun voer niet meer zelf kunnen zoeken, schijnt niet waar te zijn.

Door de vele bebouwing in Nederland zijn gronden met bessenstruiken en plekken met veel insecten verdwenen; er zijn bedrijven en huizen voor in de plaats gekomen.
In verstedelijkt gebied wordt aangeraden struiken en bomen met bessen neer te zetten én bloeiende planten te planten om insecten en dus ook vogels, te lokken.

Een birdfeeder met zaden of meelwormen kan het hele jaar door gevuld worden.

Onlangs las ik dat nu veel van de  vogels die “eerdaags” gaan broeden (1 mei blog over) veel kalk nodig hebben voor hun eierschalen. Om ze te helpen kun je ze op vogelvoederplekken fijngestampte eierschalen geven!

Mensen voederen vogels op heel aparte manieren; op een voedertafel, in een pindakaaspothouder, maar ook in vetbollenhouders, in doorzichtige bollen, vogelhuisjes en nog veel meer.
Hieronder een kleine selectie foto’s van wat mensen zoal in hun tuin of balkon  hebben hangen en staan én waarin vogelvoer zit (of heeft gezeten!)

Vogelpindakaas

vetbollen ( één mét muis) en vet met zaden in andere vormen

zaden, pitten en noten worden in allerlei vormen aan vogels aangeboden.

Zelf kopen we groot in: zaden en de meelwormen

In notentijd hebben we hazelnoten in de voortuin hangen. Noten die blijven hangen (ook eekhoorntjes komen erop af) pellen we en daarvan bewaren we ook wat voor de vogels.


We zoeken in de natuur walnoten, die we een paar maanden drogen ( leuk om te doen) en dan zelf eten én voor de vogels bewaren.

We hebben veel vogels in de tuin; in de voortuin kool-en pimpelmezen, soms een specht, bepaalde tijden (veel) spreeuwen, hout- en tortelduiven, eksters en kauwen.
In de achtertuin, een enkele merel, heel veel mussen, roodborstje en Vlaamsegaai en heel veel duiven en eksters. En allemaal eten ze. De Vlaamse gaai en de kauwen hebben een voorkeur voor de ongepelde pinda’s, de kool-en pimpelmezen voor nootjes en de vogelpindakaas.
De duiven eten alles wat op de grond ligt; ze scharrelen vaak onder de birdfeeder.
Het roodborstje eet alles, de enkele overgebleven aardappel (zonder zout) en de enkele keer dat er een in stukjes verkruimelde bruine boterham ligt, zien we de roodborst ZEKER!

Leuk om al dat leven in de tuin gade te slaan.

Het eind van een (huis)dierenleven.

Huisdieren verrijken je leven.
Het enige “nare” van huisdieren is dat de meesten eerder sterven dan jezelf; dat je ze eens zal moeten missen. Honden, poezen en konijnen leven ongeveer 13 jaar; kleine knaagdieren ongeveer 5 jaar, een koi daarentegen kan 40 jaar worden en een steur zelfs 70 jaar.

Je mag kleine huisdieren in je eigen grond (tuin) begraven (minstens 75 cm diep)
De wet verbiedt echter om een paard, schaap of bok in je tuin te begraven.

In onze tuin liggen een aantal vissen begraven, voor één van onze grote kois moest ik een behoorlijk gat graven.

Iemand met een hele grote vijver (30.000 liter) wiens steur doodging; moest (bijna) het formaat van een mensengraf graven; de steur was 1.75 m. (Gelukkig had hij, naast een grote vijver, ook een hele grote tuin)

Er kunnen ook “problemen” ontstaan doordat je een huisdier in je tuin begraaft. Ik ken een stel dat uit elkaar ging; hij bleef in het huis (met tuin) zij vertrok. Háár poes lag begraven in zijn tuin. Zij wilde háár poes meenemen. Hij moest het poezenlijkje opgraven en bij haar thuis bezorgen; hetgeen hij deed. (Hij was er wel een tijdje goed ziek van!)

Een ander jong stel kocht een huis; ná de ondertekening van het koopcontract vertelde de eerste eigenaresse  dat er in de tuin verschillende katten begraven waren. Ze vroeg de nieuwe eigenaren of ze, als ze de tuin gingen veranderen en een kattenlijkje tegenkwamen dat elders wilden herbegraven.
De kopers van het huis hebben de tuin laten ophogen alvorens er gras en planten in te zetten. Het idee om bij het graven een kattenlijkje tegen te komen, had hen danig afgeschrikt.

Het as van een huisdier kan ook in een speciale urn bewaard worden. Familie van me bewaart de as van haar poes in een prachtig, speciaal daarvoor ontworpen “urnbeeldje”

Niet iedereen heeft een (grote) tuin om zijn huisdier te begraven, dus er zijn ook dierenbegraafplaatsen, behoorlijk wat in Nederland

Er is een hele grote dierenbegraafplaats gelegen in Parijs (waar toeristen vaak een kijkje nemen)

Het beeld van een overleden huisdier draag je voor altijd bij je in je hart
Sommigen willen het daadwerkelijke dier ook bij zich houden.

Ook oud Koningin Juliana heeft haar geliefde Zara (de hond die niet blaffen kon) in de tuin van Soestdijk laten begraven.



Vogels en taal

Een naam van een dier is soms herleidbaar naar wat hij eet. Ik vond er één in het Engels, de in Nederland hetende zilvermeeuw, heet in het Engels een herring gull (haringmeeuw)

Het schijnt dat die naam ooit door vissers aan deze meeuw gegeven werd omdat de meeuwen om de vissersboten rondcirkelden en ook bij kades waar de boten aanmeerden te vinden waren, op zoek naar visafval (de vissers dachten dat de vogels hun haringen wilden “afpakken”)

Zeelieden betrokken meeuwen ook in hun volksgeloof:  de zielen van verdronken zeelieden zouden “terugkomen” als meeuw. Ook gaven ze meeuwen weersvoorspellende gaven: als bij windstil weer meeuwen in zicht kwamen zagen zeelieden dat als een teken dat het weer zou gaan waaien.

Ik las dat men heel vroeger (de 4e eeuw vóór Chr.) maar 2 soorten meeuwen onderscheidde: de witte en de grijze meeuw (de Griekse filosoof Aristoteles 384- 322 v.Chr schijnt dat beschreven te hebben)

Waarschijnlijk was de theoloog Thomas van Cantimpré (1201-1272)  de eerste die, in zijn boek “Liber de natura rerum” (Boek over de aard der dingen) voor het eerst de zilvermeeuw – Larus argentatus als apart soort beschreef.

Om nog even bij de Britten en vogels te blijven, de vogel die wij wulp ( Latijn: Numenius arquata) noemen, heet in Groot Brittanië: curlew.

Een onomatopee (klanknabootsing);de vogel roept koer-lie koer-lie, vandaar zijn Engelse naam curlew! De Nederlandse naam “wulp” stamt van het oud-Germaanse “hwelfan” (= kromme en slaat op zijn snavel)

Een andere vogel waar de Engelsen qua taal iets mee hebben: is de kraai! In Nederland hebben we het over vogelverschrikkers, de Engelsen zeggen het wat explicieter scarecrows: kraaienverschrikkers


Kraaien zorgden voor veel overlast bij de landbouw, vandaar dat men vogelverschrikkers plaatste om de kraaien te verjagen.

Van Engels naar Frans!

De naam plevier (een steltloper) is afgeleid van het Franse pluvier dat regenachtig betekent (dat weer afgeleid is van het Latijnse pluvialis )


Vroeger werd gezegd dat als de plevier gaat fluiten het waarschijnlijk gaat regenen

Dan nog een “taaldingetje” met vogels, namelijk een spreekwoord, waar ik nog nooit van gehoord had vóór de vogelbescherming het onder mijn aandacht bracht:
Spreeuwen willen wel kersen eten maar geen bomen planten.



Betekenis; wel van alles profiteren, maar er niets voor doen.
Spreeuwen zijn alleseters; ze eten insecten maar ook fruit zoals bessen, appels én kersen.

Er zijn momenteel weer spreeuwenwolken, ik zag er verleden week één; een gigantische troep spreeuwen vloog één kant op, plotseling draaiden de eerste en toen alle spreeuwen om en vlogen de andere kant op. Het werd een soort draaikolk van spreeuwen en hield een tijdje in de lucht aan, geweldig om te zien

Vogelbescherming adviseert als beste tijd om spreeuwenwolken te kijken:aan het eind van de middag én in de avondschemering


Tenslotte….

een vergeten vogelnaam: een mussenarend, tegenwoordig sperwer genoemd, daarin is nog sparrow (Eng.voor mus) te herkennen; de uitgang “er” is een verkorting voor arend.





Sprekende papegaaiachtige

Ik houd van vogels,  maar mijn ervaringen met “sprekende vogels” zijn niet altijd positief te noemen.

Ooit zat er in een dierentuin buiten (zonder kooi) een “sprekende” kaketoe, wit met gele kuif. Hij was dan wel gekortwiekt maar kon wel van zijn (rust)stok op mijn schouder fladderen toen ik dichtbij stond. Daar zat hij te mompelen op mijn schouder én hij klom naar boven op mijn hoofd.

Dát vond ik niet leuk, maar er was nergens een oppasser te zien, die hem van mijn hoofd kon afhalen. Zelf durfde ik het niet. De klemmende klauwtjes in mijn haar, het “ menselijk klinkende gemompel” buiten mijn zicht…….geen fijne ervaring

Jaren later had een collega 2 ara’s, prachtige beesten, een groene en een rood/blauwe, die, naar zijn zeggen, een beetje konden praten.
Op mijn verjaardag nam de collega ze mee naar kantoor, hij zette ze op een archiefkast, ik moest er voor op een stoel gaan zitten. Er gebeurde weinig, ze brabbelden wat; kopje scheef, ze keken me wel aan, maar er kwam… niets.
Mijn collega was erg teleurgesteld. Wat bleek? Hij had tijden met ze geoefend om op deze dag tegen mij, hartelijk gefeliciteerd te zeggen. Helaas ze deden het toen en daar NIET!



Nog wat jaren later had mijn schoonmoeder een grijze roodstaart; dat moeten de geweldige praters onder de papegaaiachtige zijn, uit deze helaas kwam helaas amper een verstaanbaar woord, wél veel geluid!
Wat wel heel grappig was om te horen was dat hij “omgekeerde” conversaties ten gehore bracht.




De oma van mijn lief had een schelle stem (en was veel aan het woord) als ze weg was (niet eerder!) leek het net of de papegaai haar conversatie achterstevoren weergaf, geen woord van te verstaan, maar het leek wel menselijke oma-taal!

Toen mijn schoonmoeder een tijdje weg ging, pasten wij op haar papegaai. We kregen instructies over het plaatsen van de doek over de kooi (’s nachts én als hij veel lawaai maakte) en wanneer en wat hij moest eten.
Hij kon, door de tralies heen, een pootje geven, maar het werd ons afgeraden om dat te doen, soms haalde hij uit en zijn snavel was scherp.
Eigenwijs als ik ben probeerde ik de logé na een aantal logeerdagen toch een pootje te laten geven. Hij deed het! Ik was de koning(in) te rijk, maar toen ik na een tijdje mijn vinger zelf weer wilde hebben en terugtrok, beet hij ferm. Mijn vinger bloedde als een rund en ik ging naar de keuken om daar verder te bloeden en het te stelpen (in plaats van over de bank)

Toen ik na een tijdje bij kwam, lag ik op de grond in de keuken en stond er een bak met bloed naast me. Ik was met mijn hand in de waterbak van de hond terecht gekomen en het bloed had zich vermengd met het water, geen fijne aanblik. Toen ik daarná weer bij kwam en jodium en verband om de vinger kon doen, liep ik terug naar de huiskamer, waar de papegaai nog leek te kauwen op een stukje vlees van mijn vinger (dát kan ook verbeelding zijn geweest)

Aan bovenstaande ervaringen moest ik denken toen ik onlangs een artikeltje las over de sprekende Amerikaanse vogel Puck. Puck was (overleden in 1994) een grasparkiet met een rijke woordenschat:

1728 duidelijk uitgesproken (Amerikaanse) woorden leverde deze grasparkiet een plaats op in het Guinness Book of World Records ( er stond niet of het ook een “aardige” vogel was)

geen foto van Puck kunnen vinden

Het schijnt dat mensen ook halsbandparkieten woorden aan kunnen leren.

Ooit vertrok Alexander de Grote (356 v.Chr-323) uit Macedonië voor een reis naar India. Op zijn terugreis had hij verschillende vogels meegenomen, waaronder ook halsbandparkieten.
Deze kleurrijke papegaaiachtige vogel (de mannetjesvogels hebben een zwarte lijn over de hals lopen, vandaar de naam) werd een geliefde kooivogel.
Ontsnapte exemplaren werden voor het eerst gezien in 1969 bij de dierentuin van Keulen. Niet lang daarna zagen mensen ze ook in Londen.

In 2015 werd er een Europees onderzoek naar deze halsbandparkieten gehouden; er werden 85.220 verwilderde halsbandparkieten in 10 verschillende landen geteld*)




*) in Nederland schat men nu het aantal halsbandparkieten op meer dan 10.000

Eekhoornbehuizing

Mijn lief
was weer creatief.
Dit keer heeft hij, voor vrienden, na zorgvuldige bestudering, een eekhoornhuis gebouwd.

Ik heb me nooit gerealiseerd dat een eekhoornwoning zó groot zou zijn; wat een ding!
Ik las  dat een eekhoornmoeder 2 tot 6 jongen kan krijgen; dus moet inderdaad hun nest of huisje zeven eekhoorns kunnen bevatten. Inclusief staarten hebben ze dus best wat ruimte nodig!

Over die staart las ik dat dát eekhoornonderdeel behalve voor het houden van balans óók een communicatiemiddel is. Zwiepen eekhoorns met hun staart dat betekent dat GEVAAR!

(toen ik, bij gebrek aan eigen eekhoornstaartfoto een plaatje van een eekhoornstaart zocht, kwam ik hier op uit, té maf om niet te gebruiken)

Het blijkt dat eekhoorns  “bijzondere” oorharen hebben, die in de winter langer zijn dan in de zomer! Wetenschappers weten (nog?) niet waarom dat is. Een mogelijkheid is dat langere oorharen warmteverlies tegengaan (ze hebben hele “dunne” oortjes)

Eekhoorns kunnen, als de omstandigheden goed zijn, in het wild 7 jaar worden, maar…..het schijnt dat slechts 1 op de 4 ouder wordt dan één jaar en dat maar 1% van alle wilde eekhoorns zijn 5de levensjaar haalt!

De oorzaken van de sterftes kunnen zijn: gebrek aan nootjes (dit jaar zeker niet er zijn zóvéél eikels!) verkeer (er zijn altijd zóvéél auto’s) en hun natuurlijke vijanden zoals de havik, de boommarter en de vos, die graag een eekhoorn snacken.

(foto eikels op terrein waar eekhoonbehuizing komt)

Wij hebben behalve de, door mijn lief houtgesneden eekhoorn, ook een enkele keer een eekhoorn in de tuin gehad, maar we hebben géén dikke boom waar een dergelijk groot eekhoornhuis aan vast kan!

Hollandse eekhoorns houden overigens géén winterslaap, wel zijn ze minder actief in de winter. Onze vrienden hebben ze nu (in de herfst) nog wel op hun terrein gezien.

Ze zien er schattig uit, maar zijn niet zo lief voor vogels: Ze eten behalve eikels en bessen ook vogeleieren en  jonge vogeltjes!


Eekhoorns komen in (bijna) heel Nederland voor.
Bijna! Want op de Waddeneilanden schijnen géén eekhoorns te leven.

We zijn benieuwd of er eekhoornbewoning komt; de vrienden houden ons op de hoogte hebben ze beloofd!

Regels voor honden

De Vereniging van Nederlandse Gemeente heeft ooit het model APV ( Alg. Plaatselijke Verordening) opgesteld. Hierin staan de wettelijke regels die, binnen een gemeente, op het gebied van de openbare orde en veiligheid, gelden. Ook de regels over het houden van honden staan hierin beschreven. (zoals waar honden los mogen lopen en waar wél of niet  de hondenpoep door mensen moet worden opgeruimd.)

Een algemene regel is dat, binnen de bebouwde kom, honden eigenlijk (bijna) altijd moeten worden aangelijnd. Je kunt het best op de website van jouw gemeente kijken, waar “losloopgebieden” of “uitrenvelden” zijn.

Er zijn ook plekken waar honden, los of vast, NIET mogen komen!

Op https://www.doggydating.com/losloopgebieden is te zien wáár honden-losloop-gebieden in Nederland  zijn.

Op stranden geldt meestal dat honden buiten het zomerseizoen los mogen lopen, dat is vaak de periode van september/oktober tot april/mei. Meestal staan er borden bij een strand, zoals hier bij strand Horst:

Weet wel dat er Boa’s (opsporingsambtenaren) boetes uitdelen als je binnen de bebouwde kom, maar ook in natuurgebieden jouw hond loslaat waar het NIET mag. Die boeten kunnen oplopen van € 90, tot € 150,-.
Zondegeld!

Knobbelzwanen

De zwaarste vogel in ons land is de knobbelzwaan; ca. 12 kilo. Een knobbelzwaan heeft een spanwijdte van ca. 2 ½ meter, is ca. 1 ½ m hoog en heeft ca. 25.000 veren.
Knobbelzwanen worden, in het wild, ongeveer 20 jaar oud (bron Vogelbescherming)

De knobbelzwaan is wit met oranjerode snavel, het mannetje heeft een duidelijke zwarte knobbel (die in de lente groter wordt, ook de snavel wordt dan roder).De knobbelzwanen hebben de meeste halswervels van alle vogels, nl. 26.

Op het land eten ze gras, in het water “grondelen” ze; met de kop en borst onder water zoekend naar waterplantjes en waterdiertjes. Doordat zwanen een lange nek hebben kunnen ze dieper grondelen dan eenden!

Een knobbelzwanenechtpaar heeft iets romantisch, misschien omdat ze samen zo’n mooi hart kunnen vormen? Of door het sprookje van het lelijke eendje, die een mooie zwaan werd? Of door het ballet Het Zwanenmeer? Of dat ze monogaam zijn en “altijd” bij elkaar blijven? ( schijnt trouwens niet altijd waar te zijn)

In het Hindoeïsme rijdt de schepper van het heelal, Brahma, op een zwaan; Brahma zelf komt voort uit een gouden zwanenei. Ook in de Griekse mythologie spelen zwanen een rol ( het verhaal van Leda en de zwaan oa.)
En ook in de huidige tijd is er iets “romantisch” met zwanen. In Groot Brittannië zijn alle niet- geringde knobbel- en zwarte zwanen van het regerend staatshoofd (er wordt alleen “iets gedaan” met de zwanen die op een bepaald gedeelte van de Theems domicilie hebben )

Eén van mijn Engelse familieleden assisteerde bij Swan upping, een botenevent op de Theems van 5 dagen, dat neerkomt op zwanenvangen en een soort “health check” en “counting” van de zwanen van de, toen nog, Britse vorstin. (Er was ook iets met het ringen; ik geloof dat alleen jonge zwanen werden geringd)

Dit recht van een vorst om zwanen te hebben komt overigens niet voort uit iets romantisch of moois; eerder iets heel banaals: zwanenvlees eten!
In de twaalfde eeuw was zwanenvlees een delicatesse, omdat de adel (ook in Nederland) bang was dat de zwanen “op” raakten nét als zij een banket wilden geven werd er een zwanenrecht (het recht tot het houden én doden van knobbelzwanen) ingesteld; een soort vergunning die adellijke lieden kregen om zwanen te houden én te doden.(Er is nog een Fries zwanenboek uit het jaar 1529 waarin staat welke families het zwanenrecht bezaten)

Eens was ik bij en in Hofwijck, een buitenplaats bij Voorburg waar ooit Constantijn Huygens leefde, hier zag ik zwanen in de slotgracht, er werd door een gids verteld dat Huygens het zwanenrecht had en dat er sindsdien altijd zwanen bij de buitenplaats zijn.

Niet alleen om op te eten werden knobbelzwanen gehouden, ook voor hun dons.
Dát vond plaats in de eerste helft van de 20ste eeuw. Het schijnt dat toen veel  jonge zwanen uit Polen werden geïmporteerd, omdat die mooier wit zouden zijn.
Toen de “donsmarkt” instortte liet men de Poolse zwanen vrij. Deze zwanen vermengden zich met de wilde zwanen hier. Die genetische variatie is nog steeds te zien; soms hebben pa en ma zwaan een paar witte én grijze pullen. Waarbij de grijze de oorspronkelijk Nederlandse zwanen zijn en de witte pullen de van oorsprong Poolse pullen.


De eieren die een zwaan legt zijn mat grijsgroen, maar na een tijdje worden ze glanzend en bruin.
Het vrouwtje broedt ongeveer 36 dagen, meestal op  4 tot 6 eieren.

Een jonge zwaan, ook wel pul genaamd kan, na uit het ei gekropen te zijn (op zich al een vermoeiende bezigheid) na een paar uur al lopen én zwemmen.
Pullen blijven een jaar bij hun ouders (in vogeltermen is dat láng)

Dan nog even een fabeltje uit de weg ruimen: Een zwaan zingt NIET voordat hij of zij sterft!
De uitdrukking iemands zwanenzang is metaforisch voor iemands laatste kunstuiting; het laatste gedicht, het laatste schilderij.*)
Het schijnt dat deze uitdrukking van mythische oorsprong is en dat PLATO dat op zijn geweten heeft. Hij beschreef de dood van Socrates en liet hem zeggen dat zwanen het mooist zingen vlak vóór hun dood, niet uit droefheid maar uit blijdschap.

In werkelijkheid geven zwanen amper geluid. Ik heb een zwaan nog nooit horen kwaken, gakken of wat dan ook, alleen horen blazen als ik met de hond (aan de lijn) in de buurt kwam

Wel hoor je ze duidelijk opstijgen, hun vleugels maken dan een apart geluid, maar verder…..stilte, geen gezang!

Dan nog tips van de Vogelbescherming een kijktip: knobbelzwanen zijn, als ze ruien (herfst) in grote getalen op de Veluwrandmeren (getuige mijn foto)

En een voedingstip: als er, in de winter, weinig gras of waterplanten te vinden zijn: beperk de hoeveelheid brood die je knobbelzwanen geeft; voer ze liever: doperwten, boerenkool of granen!

* Ook gebruikt men de uitdrukking als het niet om kunst gaat; in het algemeen: iemands laatste uiting voor zijn dood.

Cyperse kat

Komt een Cyperse kat van Cyprus? Dat vroeg ik me af!

Op internet vind je antwoorden! Helaas zijn er vaak meerdere antwoorden van meerdere bronnen en welk antwoord is dan het juiste?

Ik vond 2 antwoorden die een beetje op hetzelfde neerkomen, alleen met een andere geografische herkomst!
a. het motief van de  vacht van een Cyperse kat (strepen en kronkels) zou lijken op een weefsel dat ooit op Cyprus werd gemaakt
en
b. in het Engels is de naam voor zo’n kat een “tabby cat” ( tabby= een woord van Arabische afkomst). Die naam schijnt afgeleid te zijn van een wijk in Bagdad al-Attabiyya. In de 16e eeuw werd daar moiré *) geproduceerd; een luxe gestreepte zijde, die ook wel tabijn genoemd werd.

Een cyperse kat is géén apart ras, het is een apart patroon op de vacht dat opgebouwd is uit strepen, stippen en kronkels! Op het voorhoofd van de kat is een soort “vlek” in de vorm van een M!
Het patroon kan dus voorkomen op allerlei soorten, kleuren én formaat katten.

Bij de research over dit onderwerp vond ik nog een paar opmerkelijke feitjes:

De gedomesticeerde kat stamt  af van de Nubische (Afrikaanse) wilde kat; domesticatie vond  plaats vanaf zo’n 9000 jaar geleden (zowel in het oude nabije Oosten als in het oude Egypte).

In de Verenigde Staten leven meer dan 163 miljoen huiskatten, waarvan 60 miljoen “Cyperse” streepjes katten (ook wel tijgertjes genoemd) de meest voorkomende variant is!

Er zijn varianten in het patroon van de Cyperse kat, zo is er het makreelpatroon (lijkt op visgraat), deze katten hebben de duidelijk M op hun voorhoofd en fijne lijntjes in hun toet;
het gespikkelde (ticked) patroon of agouti (bep kleur) patroon; individuele haren hebben verschillende kleurbanden;
het  gevlekte (spotted)patroon zonder strepen, maar met stippen en vlekken
en
het klassieke patroon met brede strepen die rond een middelpunt draaien.

Alleen de katten zijn Cypers, alle andere dingen die ECHT uit Cyprus komen zijn of Cypriotisch of Cyprisch


*)*) Een moirépatroon is een interferentiepatroon  dat ontstaat als twee sets met  lijnen over elkaar heen gelegd worden onder een iets verschillende hoek, of als zij een iets verschillende lijnafstand hebben. Het woord komt uit het Frans: moiré is een soort zijde met “waterachtig” uiterlijk

Moiré patronen.