Oehoe

Een mannetjes Oehoe roept zijn eigennaam (onomatopee, een klanknabootsing)
De Romeinen noemden de oehoe bubo (ook een klanknabootsing)


Tijdens de balts (januari t/m maart) kunnen de oehoeklanken soms tot 4 kilometer verder worden gehoord. (Een oehoe roept het hele jaar door, hoofdzakelijk om zijn terrein af te bakenen)


De wetenschappelijke naam van de oehoe werd als Strix bubo in 1758 gepubliceerd door de Zweedse arts, plantkundige, zoöloog en geoloog Carl Linnaeus (1707-1778)


(Foto Jean van der Meulen )

De oehoe is  een van de grootste uilen ter wereld (spanwijdte 160 tot 188 cm)

Sinds 1997 broedt de Oehoe weer in Nederland.
Nederland heeft nu ongeveer 30 broedparen Oehoes.  Eén van die broedplaats is de mergelgroeve op de Sint Pietersberg.*)
Uilen zijn honkvaste vogels; ze broeden jaren lang op dezelfde plek.

Een Oehoevrouwtje legt 2 tot vier eieren, meestal in maart, maar ook in februari kan het voorkomen. Zij broedt ze in ca. 34 dagen uit ; het mannetje voorziet haar in die tijd van voedsel. De eieren worden om de paar dagen gelegd, zodoende zijn de uilskuikens dus niet allemaal even oud en is er in het nest een constante strijd om het voedsel dat de ouders brengen. Vijf maanden verzorgen beide ouders de jongen, daarna kunnen de jonge vogels zelf jagen en verlaten zij het nest. Oehoes zijn niet monogaam

De meeste uilen zijn nachtblind, de oehoe ziet zowel ’s nachts als overdag goed en jaagt in beide periodes op vogels, (houtduiven, kraaien, eksters) ratten en muizen, egels, hazen en konijnen

Zie je een Oehoe dan kun je deze waarneming doorgeven aan de Oehoewerkgroep Nederland.
Op die manier kunnen nestplaatsen bijtijds worden opgespoord en, indien nodig, beschermd worden: https://www.oehoewerkgroep.nl/oehoe-waarneming/

*) In Limburg staat in de Oehoevallei de Kiekoet een vogelkijkpunt van Natuurmonumenten
(verrekijker mee!)