Wij wonen in een wijk tussen twee (voormalige) boerendorpen.
Dat wil zeggen dat we voor het zien van boerderijdieren niet ver hoeven te gaan.
Om varkens te zien bijvoorbeeld.
Hoewel Nederland zo’n 12 miljoen varkens telt, zie je die niet; ze leven binnen! ( ook heeft onze provincie Nrd. Holland de minste varkens van alle provincies!)
Om varkens te zien moet je dus bij hobbyboeren zijn!
Voor ons is de ene kant op fietsen een stukje grond met Bram en Spekkie, 2 hangbuikzwijnen.
Ze wroeten in de modder of slapen in hun “huisje “ Publiek mag bij ze en ze voeren.


De andere kant op fietsend staan er op een stuk gras, dat nu helemaal omgewroet is door varkenssnuiten, kune kune varkens.
Kune kune*) is een klein varkensras oorspronkelijk uit Nieuw Zeeland afkomstig, ook wel bekend als Maorivarkens.

Ze hebben kwastjes aan hun kin hangen; piri piri genaamd
Aanhankelijke, vriendelijke varkens.
We gaan regelmatig even bij ze kijken.(Zij mogen niet gevoerd worden want, zo staat er
“we zijn al te dik“



Behalve boerenvarkens zijn er ook wilde varkens: everzwijnen, helaas niet bij ons in de buurt. Om die te zien moeten we naar de Veluwe.
Er was een tijd dat we vrij veel in Nationaal Park de Hoge Veluwe kwamen, daar zag je de wilde zwijnen ( soms mét jongen) vaak.
Bij één van de ingangen van het park stond vaak een dik zwijn, we noemden hem de stripper; hij ging naar auto’s met toeristen toe die het park inkwamen, als de mensen niet snel brood of schillen uit hun auto gooide pakte hij de sierstrip van de auto beet en liet die dan schieten.
Het (wilde) beest zó dichtbij én het geluid van de terugschietende sierstrip maakte dat de automobilisten óf eten uit het raampje gooiden óf snel wegreden.
In hoeverre je daar nog van wilde zwijnen kon spreken, weet ik niet.
Of de stripper nog leeft, weet ik niet, wél dat er nog steeds wilde zwijnen op de Veluwe zijn.

*) kune kune betekent vet en rond in het maori