Al eerder schreef ik over de, van een familielid gekregen, stam van zijn olijfboom.
Na jaren in de schuur gestaan te hebben heeft mijn lief beitels gekocht en is gaan hakken en beitelen kortom: houtbewerken.
De resultaten waren prachtig en staan in onze huiskamer.
Mijn lief was gestopt met beitelen: het was mooi zo en de olijfstam was op een klein stukje na, ook op.


Nu Corona heerst en we meer dan ooit aan huis gebonden zijn wilde hij toch deze hobby (dit het inmiddels wel “een beetje” geworden is, weer oppakken)
Vrienden bouwden een overdekt terras en toen we gingen kijken lag daar een blok hout van één van de “pilaren”; mijn lief mocht het hebben; het was, zo werd hem verteld, van een Douglasspar.


Niet het makkelijkst te bewerken hout, merkte hij al snel (dat was het olijfhout ook niet, de beitelverkoper zei toen dat het een van de hardste houtsoorten is!)
Mijn lief zat de laatste tijd veel in de schuur te “biggen” zoals hij het noemde, want de Douglasspar moest een jeugdig everzwijntje worden.

Ademloos hebben we gekeken bij de kleine biggetjes die hier in het dorp geboren werden. Mijn lief wilde goed de anatomie van de diertjes in zich opnemen. Van internet wist hij inmiddels ook al de verschillen van een everzwijnbig en een boerderijbig
Douglas, zoals het zwijntje heet, is nu zo goed als klaar (manlief is nog niet tevreden over zijn snuitjeskleur) Douglas waakt over ons nepkerstboompje, tot de echte boom zal arriveren en misschien mag Douglas dan wel naast het stalletje staan, hoewel de verhoudingen van de stal en de big niet zullen kloppen, lijkt het mij wel toepasselijk, een everzwijntje bij een stal.





HET “verhaal” zegt dat er alleen een os en een ezel in de stal waren. Wij zetten Douglas ernaast, voor ons is dát dit jaar een kersttafreel.