Al eerder blogde ik over het feit dat we nieuwe buren hebben die vanaf februari in het buurhuis getrokken zijn en sinds die tijd ook aan het renoveren zijn.
Ze wonen (en, door Corona, werken) grotendeels boven want de huiskamer en keuken zijn nog steeds gestript en “klusgebied”. Bijna alle klussen worden door vader en schoonvader gedaan.

Afgelopen week werd er gestuct, dat was fijn voor ons, want stucen gaat zo goed als geluidloos. Hiervoor was een Turks bedrijf ingeschakeld. In warme landen wordt veel gestuct en is er veel ervaring, hoorde ik.
Er werd hard gewerkt en wat aanvankelijk 2 dagen werk zou zijn werd in één (lange) dag gedaan. Het resultaat mag er zijn.
Buren blij!
Al het vocht dat met stucen in de muren gaat moet er ook weer uit en dat is een lang proces. Gelukkig is (was) het mooi weer en kunnen ramen en duren open. Ook staat er nu een luchtontvochtiger in de kamer.
De muren kunnen pas geverfd worden als het vocht eruit is en dat gaat nog wel even duren, heb ik begrepen.
Ik kijk naar zo’n renovatie met grote ogen. Het maanden “in de troep zitten” is voor mij een soort horrorscenario. Het is in mijn (volwassen) leven nooit nodig geweest.
Eerst woonden we “op kamers” muren schilderen was het enige wat we konden én mochten doen. Daarna kregen we een nieuwbouw flat en later een nieuwbouwhuis. Een behangetje erop en wonen maar.
Een huis wordt een thuis in mijn ogen als je er spullen inzet en erin gaat wonen.
Liever zó wonen, dan in de troep zitten en het “perfecte” huis creëren. Ons huis is verre van perfect, maar dat zijn wij ook niet.
Ik wéét wel dat je zo’n periode met beperkingen snel vergeet als alles klaar en mooi is, maar van mij hoeft het niet. Stiekem bewonder ik onze buren wel een beetje dat ze dat zo lang kunnen.