Wegens tijdgebrek ga ik naar een andere supermarkt dan normaal, eentje vlakbij.
Ik heb maar 4 dingen nodig, moet wel een karretje in het schoonmaakapparaat stoppen; mezelf (handen) en karretje ontsmetten (geen kleinere mandjes zoals mijn supermarkt wél heeft)
Het is Coronatijd; het zij zo!

Net vóór ik bij de kassa kom (één in gebruik) staat de caissière op en wordt afgelost.
Allebei zeggen ze niets tegen mij “(goedemorgen klant zou leuk geweest zijn)
Het “nieuwe” meisje meldt zich aan op de kassa, kijkt dan naar me op en zegt:” Hij moet even opstarten.”
Ik knik en wacht
Kennelijk gaat er iets fout want het lukt niet. Ze roept een ander meisje, die sigaretten staat bij te vullen, erbij. Dat meisje komt niet, maar roept “Wat heb je gedaan dan”?
Er ontspint zich een luide discussie, uiteindelijk komt het tweede meisje tóch naar de kassa, kijkt naar het scherm en zegt “Ik weet het ook niet”.
Ze roept er een ander meisje bij, die slentert naar de kassa, één blik is voor haar genoeg
”Geen idee, roep de baas maar” Nog steeds (allemaal) geen woord tegen mij.
Ondertussen denk ik slim te zijn en de doodliggende tijd (tot de “baas”komt) effectief te benutten en vraag aan het drietal ”Kan één van jullie dan even bij de slijterij (achter de kassa behorend bij de supermarkt) een fles rum voor me pakken?”
Meisje 1: “Dat kan niet, de enige die in de slijterij mag bedienen komt ons zó met de kassa helpen”.
Eén van de meisjes pakt de omroepinstallatie en roept 2x de naam van haar baas en kassa 3
De baas komt er aan met een telefoon aan zijn oor, hij gebaart naar de meisjes ”Wat?”
De caissière “Het aanmelden lukt niet.” De twee andere meisjes lopen weg nu de baas er is; morele assistentie is niet langer nodig.
De baas zegt in de hoorn ”Wacht even” tikt wat met in op de kassa en loopt pratend met zijn foon weer weg.
De caissière roept hem terug; “Mevrouw wil ook nog iets van de slijterij?”
De baas loopt met de telefoon aan zijn oor de slijterij in.
De kassa werkt, de caissière slaat aan en ik pinreken af.
Ik zeg haar goedendag (IK wel) en ga de deur van de slijterij in, NU zegt de cassiere “Prettige dag verder”
De baas is achter de kassa aan de telefoon en wil duidelijk NIET met me communiceren; hij wendt zijn gezicht af en praat in de foon met zijn rug naar me toe.
Ik kijk rond, vindt een fles rum, pak hem en zet hem op de toonbank. Hij praat door aan de telefoon en slaat € 14,95 aan. Ik schud mijn hoofd, wijs op het rek waar de fles uitkomt.
Hij zucht loopt naar het rek, gaat door de knieën en ziet, net als ik eerder, dat de prijs van die rum € 9,95 is.
Hij zucht weer en trekt, al pratend aan de telefoon, € 5,- af.
Ik stop mijn pasje in het apparaat, pin, pak de fles en loop de winkel uit. NU zeg ik niets (ik kook)
Ik kom vanuit de slijterijafdeling in de winkel waar de 3 meisjes weer bij elkaar staan, ze kijken me aan.
“Zo ga je NIET met klanten om” weet ik nog uit te brengen en loop de winkel uit.
Ik ben woest!
Op mezelf.
Waarom laat ik dit gebeuren, waarom loop ik niet gewoon, zonder boodschappen, de winkel uit?
(Antwoord: zo ben ik niet opgevoed.)
Lekkere baas, geeft een G O E D voorbeeld.
Ik fiets in het vervolg, óók als ik haast heb (!) wel naar mijn eigen supermarkt! Zulke dingen gebeuren daar niet (de baas is dan ook een heel ander type en waarschijnlijk dáárom het door hem aangenomen personeel óók)