Op 18 april jl schreef ik een blog over het (voor het eerst) meedoen aan de Nationale Bijentelling.
Sindsdien ben ik toch wat meer geïnteresseerd in bijen.
Ik vind het moeilijk bijen te herkennen en de verschillen te onderscheiden.
Een bevriende imker vindt dat vreemd ”Je hebt toch ook verschillende hondenrassen, zo heb je ook verschillende bijenrassen.”
Dát is zo, maar om honden kun je niet heen (je ziet ze overal, ze springen tegen je op, ze leggen hun kop op je knie: kortom ze zijn overal); om bijen te zien (onderscheiden) moet je echt je er echt moeite voor doen!
Ik heb mijn bijenwijzer bij de hand om, als er een bij in de tuin zit op een afstand dat ik hem (of haar) goed bekijken kan, te zien welke naam en bijzonderheden dit beestje heeft.
Van de imker zelf kreeg ik een pracht van een foto van een Carnica op kaasjeskruid (die namen schreef hij erbij anders had ik noch de bij noch de plant kunnen benoemen)
De bij ziet onder het stuifmeel, goed op de foto te zien.
De carnica bij heeft trouwens vele namen: Carnioolse bij, Carnische bij, Carnica honingbij, grijze bij, Sloveense honingbij en Krainerbij (Krain is een regio in Slovenië).
Nog even een weetje dat ik zag tijdens mijn research:
Kaasjeskruid wordt zo genoemd omdat de vrucht met aaneensluitende zaden de vorm heeft van een plat rond kaasje (ga ik opletten als ik kaasjeskruid
in het wild, in de tijd van de vrucht zie)