Sommige mensen geloven in hemel en hel, sommigen in reïncarnatie of in het grote NIETS.
Mijn broer geloofde dat het hierna OP was.
Hoewel hij dat later nuanceerde in “ik geloof wel dat je een tijd in een tussenstadium bent, en nog niet helemaal weg”
Ik vroeg toen of hij vanuit dat “tussenstadium” me, als hij kon, een teken wilde geven. Hij dacht niet dat dat kon, maar; wie weet.
Toen ik afscheid van hem ging nemen vroeg hij of ik nog even wilde blijven want de begrafenisonderneemster kwam later en wilde me nog spreken.
Ik zei dat ik nu echt ging ( een definitief afscheid kún je na dat alles gezegd is en de kus gegeven niet rekken) en dat ik haar maandag wel zag.
“O, dus je komt wel…..daarna? ( hij wist dat ik bij de eigenlijke euthanasie niet zou zijn)
– Ja zeker –
Hij keek geëmotioneerd. “Ga je me dan nog even aaien”.
Ik knikte ( mijn stem weigerde dienst)
Ik heb in het verleden moeite gehad ná het overlijden met het zien van het dode lichaam en besloten dat NIET meer mee te willen maken.
Ik wil de mensen liever herinneren zo als ze levend waren. Het lichaam zie ik als een “jas” die nadat de ziel eruit is, slechts een omhulsel is. (ik heb moeite met het zien van “de jas”)
Vandaag was de eigenlijke euthanasie. Nadat het was gebeurd en mijn broer was gekist gingen we naar zijn huis om afscheid te nemen.
Ik ging mijn broer even “aaien”
Ik legde een witte roos op zijn kist en “aaide” de kist.
AU! Dat deed zeer!. Er zat een splinter in de muis van mijn hand, een flinke.
Ik keek naar de dichte kist.
Er kwam een glimlach om mijn mond; de splinter zie ik als mijn broers teken:
– Aaien? Noem je dit mij aaien, je aait een kist meissie!! –
Een splinter. Ik kreeg mijn gevraagde teken.